Tussen de ahzaab van toen en nu

De nasleep van Uhud
Laten we ons even focussen op een periode in de tijd van de Profeet [SallAllahu ´alayhi wa selam] die in zekere zin vergelijkbaar is met die van ons. Een periode waarin de Moslims met veel obstakels, tegenslagen en teleurstellingen te kampen hadden. Een periode van verraad, en de vijanden zich verzamelde en samen spanden tegen de Moslims. Zoals de naties zich nu verzamelen en tegen ons samenspannen. Het was een periode van zwakte en onzekerheden, ondanks het enigszins groter geworden aantal Moslims. En wanneer we de Seerah bestuderen is het noodzakelijk om er praktische lessen uit te halen die wij zelf ook kunnen en dienen te gebruiken. Dit is wat we hier ook zullen proberen.

Ali ibn Hussayn, Rahimahu Allah, zei: “Wij waren gewend de veldslagen van de Profeet te onderwijzen evenveel als we de hoofdstukken van de Quran onderwezen.”

En Imam Az-Zuhri, Rahimahu Allah, zei: “In het bestuderen van de veldslagen (van de Profeet) ligt kennis van deze wereld zowel als van het hiernamaals.”

We zullen hier namelijk de veldslag van Al-Ahzaab nader gaan bekijken, en enkele gebeurtenissen hier rond omheen. Dit was zo een cruciale veldslag dat er een hoofdstuk in de Quran over is te vinden, Surah Al-Ahzaab. Het begon allemaal na de tweede veldslag; de slag van Uhud. Deze tweede slag hadden de Moslims verloren, na hun overwinning in de eerste slag bij Badr.

Hierover werd geopenbaard: “En (gedenk) toen een ramp jullie trof (bij Uhud), hoewel jullie (uw vijand) met een dubbele ramp getroffen hebben (bij Badr) – zeggen jullie: “Vanwaar komt dit?” Zeg: “Het Komt van jullie zelf (enkele Moslims verlieten hun strategische posities).” Voorwaar, Allah is Machtig over alle Zaken. En wat jullie trof op de dag dat de twee legers elkaar ontmoetten (Uhud), was met de toestemming van Allah, zodat Hij de gelovigen toetst. En zodat Hij degene die huichelen herkend deed worden, en er werd tegen hun gezegd: “Kom en vecht op het Pad van Allah, of verdedig (jullie zelf ten minste).” Zei zeiden: “Zouden wij geweten hebben dat er een gevecht zou plaats vinden (bij Uhud), dan zouden wij jullie zeker gevolgd hebben.” Zij waren die dag dichter bij ongeloof dan bij geloof. Zij zeiden met hun lippen wat niet in hun hart aanwezig was. En Allah weet goed wat zij verbergen. (En zij zijn) degenen die tegen hun broeders zeiden, terwijl zij zelf waren achterbleven: “Hadden zij maar naar ons geluisterd (en waren zij ook maar thuis gebleven), dan waren zij niet gedood.” Zeg: “Weerhoudt de dood dan van jullie af, indien jullie waarachtig zijn.” [Surah Ali-Imraan, aya 165 t/m 168]

Laten we als eerst eens even kijken naar hoe de Moslims dit verlies van Uhud verwerkten, wat zij deden nadat ze gedwongen werden terug te trekken naar Medina. Was het jammeren? Elkaar de schuld geven voor de fouten die tot dit verlies leidde? De hoop opgeven en terneergeslagen rondlopen? Elkaar demotiveren? Of uitrusten misschien? Integendeel, de volgende dag al maakte zij zich klaar voor een nieuwe confrontatie met Quraiysh! De slag bij Hamraa Al-Asad. De Moslims vestigden hier enkele dagen hun kamp, maar de uitgeputte Quraiysh daagden niet op. Het waren de Moslims die de dag daarvoor de slag van Uhud hadden verloren, maar de ongelovigen waren degene die de volgende dag van zich af liet weten! En dit uitstel gaf de Moslims een strategisch voordeel, ze wonnen hiermee tijd om voor te bereiden op de volgende grote veldslag tegen Quraiysh; de tweede Badr die vier jaar na de eerste slag bij Badr zou plaats vinden, zoals afgesproken. Kijk dus wat de vruchten zijn wanneer je na het vallen gelijk weer opstaat, en je zwakte niet laat zien tegenover de vijand en deze niet de overhand laat nemen. Want zij begrepen dat jammeren en weeklagen hun situatie niet zou verbeteren. We zouden hier een voorbeeld aan moeten nemen. Het is nu al 45 jaar geleden sinds de zesdaagse oorlog tegen de illegale staat Israël, maar wij hebben dit verlies nog steeds niet weten te verwerken. De Moslims destijds confronteerde hun vijanden de volgende dag nog, terwijl hun wonden nog niet eens geheeld waren!

Over de slag bij Hamraa Al-Asad werd geopenbaard: “Degenen die (aan de oproep van) Allah en de Boodschapper gehoor gaven nadat zij gewond waren (geraakt bij Uhud); voor degenen onder hen die goed doen en godsvrees hebben is er een geweldige beloning. En (dit zijn) degene tegen wie de mensen zeiden: “Voorwaar, de mensen hebben zich tegen jullie verzameld, vreest hen dus.” Hun geloof werd erdoor versterkt en zij zeiden: “Allah is ons genoeg en Hij is de beste Beschermer.” En zij keerden terug (van de veldslag bij Hamraa Al-Asad) met de genietingen van Allah en (Zijn) Gunst; geen kwaad heeft hen aangeraakt, want zij volgden het welbehagen van Allah en Allah is Bezitter van de Geweldige Gunst. Voorwaar, het was slechts Satan die (jullie) bang maakt met zijn volgelingen. Weest daarom niet bang voor hen, maar weest bang voor Mij, indien jullie gelovigen zijn.” [Surah Ali-Imraan, aya 172 t/m 175]

Het Joodse verraad
Maar nadat de andere vijandige stammen over het verlies van de Moslims bij Uhud te horen kregen, gaf hen dit enig moed en zagen zij een kans om dit moment van zwakte te misbruiken. Hierdoor moesten de Moslims verschillende aanvallen zien te verduren, en hebben ze een aantal kleinere veldslagen moeten leveren tegenover meerdere vijandige stammen. Hierbij werden honderdvijftig nobele metgezellen gedood in enkele maanden. Dit klinkt als weinig wanneer we naar onze situatie vandaag kijken, maar dit waren in totaal meer slachtoffers dan in de slag van Badr en Uhud bij elkaar, waar in totaal minder dan negentig Moslims werden gedood. Dus dit was een relatief groot getal. En in slechts één maand werden er tachtig metgezellen vermoord, in de tragedie bij Ar­-Rajee’ waar tien Suhaba werden gedood, en de bron Ma’una waar zeventig Suhaba werden gedood.

Hierbij kwam ook nog het verraad van de Joodse stam Banu Nadhir kijken die een aanslag op de Profeet wilde beramen. Waarop de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] hen een ultimatum van tien dagen gaf om uit Medina te vertrekken, vanwege het vredesverdrag dat ze hiermee verbroken hadden. Dit was al de tweede Joodse stam dat het vredesverdrag verbrak. De eerste Joodse stam was Banu Qanynuqa’ welke het verdrag al voor de slag van Uhud verbrak, en werd ook uit Medina verbannen na een militaire confrontatie van vijftien dagen.

De oorzaak voor de eerste uitdrijving van de Joodse stam Banu Qaynuqa’  was een Moslim vrouw die door hen werd onteerd, door haar kleding omhoog te trekken. Dit was de doorslaggevende reden voor de Moslims geweest om de Joden militair te confronteren; ondanks het feit dat de leden van deze Joodse stam hevig bewapend waren, gezien de ambacht van wapens hun beroep was. Zoals Israël vandaag ook één van de grootste wapen fabrikanten en exporteurs is in de wereld. Hieruit kunnen we een belangrijke les trekken. Want hoeveel zusters worden er vandaag wel niet onteerd door de vijanden, en wat is onze passieve houding hiertegenover? En vergelijk onze reactie met de reactie van de Moslims destijds, die een heel leger prepareerde en op lieten rukken voor de eer van slechts één Moslim vrouw. Ondanks hun materiële zwakte, en ondanks de materiële kracht van de vijand. Zij begrepen wat de waarde was van een Moslim, en vooral die van een vrouw. Helaas tolereren wij dit soort onrecht tegenover onze moeders en dochter wel, en deze tolerantie is de grote oorzaak achter onze huidige ondergang.

De hypocrieten bemiddelden de eerste keer al voor Banu Qaynuqa’ toen ze werden verdreven, maar dit keer probeerde ze roet in het eten te gooien door Banu Nadhir de steun van de vijandige Arabische stam Ghatafaan en Joodse stam Banu Quraydha te beloven als ze in Medina bleven. Dus weigerde de Joden van Banu Nadhir te vertrekken. Dus de Moslims besloten hen te verdrijven, ondanks het grote risico dat de hiermee riskeerden op een conflict met meerdere stammen. Maar het verdrijven van Banu Nadhir ging met minimaal geweld en zonder doden gepaard, zoals de eerdere uitdrijving van Banu Qaynuqa’. Dit was vanwege de militaire wijsheid van de Moslims aan de ene kant, en de lafheid van de Joden aan de andere kant. En op de steun die Banu Nadhir werd voorgelogen hoefden ze ook niet te rekenen.

Hierover werd geopenbaard: “Zie jij degene die huichelen niet? Zij zeggen tegen hun broeders die ongelovig zijn, van onder de lieden van het Boek (de Joden, Banu Nadhir): “Als jullie verdreven worden (uit Medina), dan zullen wij met jullie vertrekken. En wij zullen nooit iemand (tegen jullie) volgen. En als jullie bestreden worden, zullen wij jullie zeker helpen.” Maar Allah getuigd dat zij zeker leugenaars zijn. Als zij worden verdreven, dan zullen zij niet met hen wegtrekken; en als zij worden bestreden, dan zullen zij hen niet helpen. En als zij hen helpen (door te strijden), dan zouden zij op de vlucht slaan, en zullen zij (alsnog) niet geholpen worden. Zij hebben in hun hart zeker meer angst voor jullie (Moslims) dan voor Allah. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt. Zij (de Joden) bestrijden jullie (zelfs) niet gezamenlijk, behalve in versterkte steden of achter muren. Hun vijandschap onderling is hevig, jullie denken dat zij een eenheid vormen, maar hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt. Zoals het geval was met degenen die hen kort daarvoor voorafgingen (Banu Qaynuqa’). Zij hebben het kwaad van hun wandaden geproefd (ze werden verdreven). En voor hen is er een pijnlijke bestraffing. (De huichelaars zijn) zoals de duivel, toen hij tot de mens zei: “Wees ongelovig.” Maar wanneer hij ongelovig wordt, dan zegt hij: “Voorwaar, ik ben niet verantwoordelijk voor jullie. Voorwaar, ik vrees de Heer der werelden.” Daarom zal het einde van beiden (de huichelaars en Joden) wezen, dat zij samen eeuwig in het Vuur zullen verblijven; dit is de vergelding voor de onrechtvaardigen.” [Surah Al-Hashr, aya 11 t/m 17]

Het was dus pas nadat de Moslims hun macht vertoonde en hen zes dagen lang omsingelde, dat de Joden van Banu Nadhir Medina besloten te verlaten, zoals dit ook het geval was met hun voorgangers Banu Qaynuqa’. En dit laat het belang van kracht tonen tegenover vijanden zien. Maar ondanks hun verraad en vijandschap, mochten ze al hun bezittingen meenemen, op hun wapens na, zoals hun voorgangers Banu Qaynuqa’. De Moslims bleven rechtvaardig, zelfs tegenover hun vijanden, en zelfs in deze moeilijke periode waarbij velen anderen hun beheersing zouden verliezen. Ondanks de rechtvaardigheid van de Moslims ging hun uittocht niet zonder het geduld van de Moslims voor de zoveelste keer op de proef te stellen. De Joden treiterde en provoceerde hen door met hun duurste kleding in een parade van festieve muziek en gezang Medina te verlaten. In een groot spektakel dat de aandacht van iedereen opeiste. Met de uitdrijving van deze tweede Joodse stam bleef er nog maar één Joodse stam over in Madina waarmee een vredesverdrag bestond, namelijk Banu Quraydha. En zelfs zij zullen de Moslims in Madina verraden zoals we later zullen zien.

En we zien hiermee ook hoe de geschiedenis zich herhaalt, en de Joden vandaag ook elk verdrag aan hun laars lappen. Israël heeft een waslijst aan VN resoluties geschonden. Men moet inzien dat er geen enkel verdrag met de Joden mogelijk is. Het is niet voor niets dat de Profeet, na vele conflicten later met de Joden, heeft gezegd dat de Joden uit het Arabische schiereiland gedreven moeten worden. Maar helaas heeft de Ummah hier vandaag geen gehoor aan gegeven. Terwijl de ervaringen van onze voorgangers (met de Joden) een bron van lessen voor ons zou moeten zijn. Zij hebben bewezen geen enkel verdrag na te zullen leven met de Moslims.  


Naast al deze conflicten en verraad hadden de Moslims nog een afspraak staan voor een veldslag die aan was gebroken. De tweede Badr, ook wel de kleine Badr. Maar Abu Sufyan liet het nogmaals afweten, zoals bij Hamraa Al-Asad. De Moslims vestigden hun kamp acht dagen lang bij Badr zoals afgesproken, maar Abu Sufyan en zijn leger lieten het halverwege afweten, en trokken terug. Onder het excuus dat er een droogte heerste en dit in hun nadeel zou wegen. Dit leger zou het papleger werden genoemd door de Mekkanen, omdat zij slechts uit waren gerukt om pap te gaan eten, en weer terug kwamen.

De bondgenoten
Na de slag van Uhud en al deze confrontaties, besloten verschillende Arabische en Joodse stammen samen te spannen met Quraiysh in één grote veldslag, bekend als Ghazwat Al-Ahzaab, ook wel bekend als Ghazwat Al-Khandak. De Joden die onder anderen verdreven werden naar Khaiybar, met Banu Nadhir aan kop, waren uit op wraak en namen het initiatief om een bondgenootschap met meerdere Arabische stammen te sluiten, en één laatste vernietigende aanval tegen de Moslims in Medina te lanceren. De twee grootste Arabische stammen waren Quraiysh en Ghatafaan. En zoals de naties tegenwoordig ook tegen de Ummah worden verzameld onder het initiatief van de Joodse lobby, gebeurde dit destijds ook onder het initiatief van de Joden. De Arabische stammen zouden Medina van voren aanvallen, terwijl Banu Quraydha; de laatst overgebleven Joodse stam in Medina, de Moslims in een verrassingsaanval van achteren zouden aanvallen. Dit was al het derde verraad van de Joden. Een lafhartige aanval waarbij ze de vrouwen en kinderen van de Moslims in Medina, die onbeschermd achter zouden blijven, wilden aanvallen. Zoals de Joden tegenwoordig ook lafhartig onschuldige vrouwen en kinderen in Palestina bombarderen. De Joden zijn uitermate laf, zoals we eerder lazen in Surah Al-Hashr “Zij (de Joden) bestrijden jullie (zelfs) niet gezamenlijk, behalve in versterkte steden of achter muren.” Dit doet ons denken aan de Palestijnse muur, een muur van 620 kilometers lang! Zij durven de Moslims alleen aan te vallen vanuit een veilige positie, van hoog boven in een gevechtsvliegtuig of vanuit een dik gepantserde tank. De vraag is; hoe kan het dat zo een ontzettend laf volk ons te sterk is? Wat zegt dit over ons?

De Arabieren beschouwden de Joden destijds als wijze geleerde mannen, vanwege het feit dat ze onderricht waren in de Goddelijke geschriften. Dus toen de Joden naar de ongelovige Arabieren van Mekka gingen om een bondgenootschap te sluiten met hen, en tegen de Moslims wilde samenspannen, vroegen de Arabieren aan hen; “Jullie zijn de eerste lieden van het geschrift, en zijn bekend met de aard van onze conflict met Muhammad. Is onze religie beter of die van hem?” De Joden antwoordden dat de religie van de polytheïstische Arabieren beter was, en dat zij beter geleid waren dan de Moslims. Terwijl de Joden meer in gemeen hebben met de Moslims dan met deze polytheïsten. De Moslims geloven in de Profeten van de Torah en zijn monotheïsten, zoals de Joden. Terwijl de ongelovige van Quraiysh afgodsbeelden, zoals Hubal, Laat en Al-‘Uzza aanbaden. De Joden prezen hun afgoden dus boven Allah.

Allah openbaarde hierover: “Heb jij degenen (de Joden) niet gezien die een gedeelte van het Boek gegeven was (de Torah)? Zij geloven in djibt (afgodsbeelden) en de taghut (alles wat naast Allah aanbeden wordt) en zij zeggen tegen (en over) de ongelovigen: “Dezen zijn beter geleid op het pad dan de gelovigen.” Zij zijn degenen die Allah heeft vervloekt. En wie door Allah vervloekt is: voor hem vindt je nooit een helper.” [Surah An-Nisaa, aya 51, 52]

En Allah openbaarde: “U zult zeker vinden dat de mensen die het meest hardnekkig zijn in hun vijandschap tegenover de gelovigen, de Joden zijn en degene die afgoden aanbidden. En u zult zeker vinden dat degene die het dichts bij vriendschappelijkheid tot de gelovigen, diegenen zijn die zeggen: “Voorwaar wij zijn Christenen.” Dat is omdat er onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij niet hoogmoedig zijn.” [Surah Al-Maaidah, aya 82]

Hun toenadering tot de polytheïsten van Mekka is enigszins vergelijkbaar met de toenadering tussen de Christenen tot de Joden vandaag de dag; die voorheen altijd door de Christenen werden vervolgd. De Christenen hebben meer gemeen met de Moslims dan met de Joden. En toch is hun vriendschap met de Joden vandaag de dag hechter dan met de Moslims. Sterker nog, ze zijn de Moslims vijandig. De Joden geloven niet in Jezus als Profeet, ze beschuldigen hem van bedrog, en zijn moeder voor ontucht. De Christenen zijn er zelfs van overtuigd dat de Joden Jezus hebben gekruisigd. De Moslims daarentegen geloven in Jezus als Profeet, en spreken slechts goed over hem en zijn moeder, vrede zij met hen. Dit is een belangrijk punt om bij stil te staan. Want we zien dat de verschillende naties al hun onenigheden onderling opzij leggen wanneer het aankomt op een bondgenootschap tegen de Moslims. Zelfs de eens zo gehate communistische landen worden dan een bondgenoot waarmee samen wordt gewerkt, onder het mom van terrorisme bestrijding. Zelfs de eens zo gehate onderdrukkende dictaturen worden dan een bondgenoot waarmee samengewerkt wordt. En nu zijn het allemaal geprezen bondgenoten.

De Joden benaderden dus verschillende Arabische stammen, en spoorden hun broeders in Medina aan om de Moslims van achteren aan te vallen, en zo werd er een sterk leger van ruim tienduizend soldaten uitgerust, een ongekend aantal destijds. Bij de slag van Badr waren de vijanden slechts duizend in getal, en bij de slag van Uhud waren dit er drieduizend, en nu meer dan tienduizend! Bij alle drie de veldslagen waren de Moslims overigens in de minderheid, en dit is vrijwel altijd het geval geweest in de geschiedenis. En dit keer waren het slechts duizend Mujahideen tegenover tienduizend vijanden!

Het graven van de gracht
Maar de moslims bleven niet stil zitten zoals wij dat doen. Zij bereidde zich hierop voor, bedachten gezamenlijk in overleg een strategie en maakte hier plannen voor, die ze later ten uitvoer brachten door de bekende succesvolle gracht rondom medina te graven. Salman Al-Farisi, Radiya Allahu ‘anhu, kwam met het idee. En zei dat ze dit gewend waren te doen in Perzië. De Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] accepteerde dit idee, en dit laat zien dat we tolerant moeten zijn tegenover nieuwe ideeën en technologieën. Het was een grote onderneming waar iedereen een handje in bij droeg, zelfs de Profeet hielp hieraan mee. Hij was de leider, maar hij was niet vies van zwaar werk, hij was niet bang om zijn handen vuil te maken. Er is overlevert dat zijn buik zo vuil zou worden van het zand dat je niet kon uitmaken wat zijn huidskleur was. Vergelijk dit met ons wanneer wij een positie bekleden als leiders, we delen de orders uit en gaan zelf vervolgens languit achterover zitten, zo beelden wij ons het leiderschap in. Maar wanneer een zaak de Moslim gemeenschap destijds aanging zouden zij allen hun handen uit de mouwen steken en hier een steentje in bijdragen. En de mentaliteit van tegenwoordig “ach iemand anders zal het wel doen” bestond niet bij hun. Hier zien wij dus een prachtig voorbeeld in leiderschap, overleg, samenwerking, planning en vooral productiviteit. Wij hebben een te grote liefde voor luiheid en ontspanning, en dit is één van de oorzaken welke ons tot deze huidige ondergang naar beneden heeft geslagen. Kijk eens om je heen, de Ummah van productiviteit en inspanning is nu één van de meest luie gemeenschappen! En minst producerende naties! En het grote getal aan overwicht in onze gemeenschap getuigt sterk over onze luiheid. Gelukkig zijn er nog wel sportieve Moslims die van bewegen houden, maar laten we ze een vraag stellen; wat heb jij aan die spieren die je loopt te kweken als jij deze niet gebruikt voor de gemeenschap, en als jij deze niet inzet omwille van Allah? Wat zijn deze spieren dan waard? Hetzelfde geld overigens ook voor het intellect, wat is dit intellect wat jij aan voeden bent waard als jij dit niet inzet voor de gemeenschap en voor Allah?

Naast leiderschap, planning, overleg, samenwerking en productiviteit zien wij hier ook een prachtig voorbeeld in organisatie, efficiëntiebeheer, orde en structuur, en dit valt in principe ook onder leiderschap. De Moslims die deze gracht zouden graven werden in pelotons van 10 man verdeeld, en elke groep kreeg de opdracht om ruim 37 meter te graven. Waarbij een deel van de groep zou graven en een ander deel van de groep het zand uit de gracht zou dragen. Het was duidelijk wat het hoofddoel was, maar om dit te bereiken moet er ook een duidelijke collectieve en individuele cohesieve rolverdeling zijn, welke naast orde en structuur ook efficiëntie biedt. Dit toont het immense belang van (goede centrale) coördinerende leiderschap in onze Ummah aan. Want zonder leiderschap werkt en loopt de massa maar langs en door elkaar heen. En het gebrek aan leiderschap, naast het gebrek aan overleg, samenwerking en productiviteit, is één van de grote oorzaken voor de chaos en wanorde die in onze gemeenschap heerst. Er zijn tegenwoordig zoveel groepjes, die als paddenstoelen uit de grond schieten, en elkaar alleen maar lijken tegen te werken in plaats van de krachten te bundelen en samen te werken aan een gezamenlijk doel, onder één centrale leiderschap.

En we zien in deze samenwerking en productiviteit ook een prachtig voorbeeld in geduld en vastberadenheid. Want toen zij deze lange wijde diepe gracht aan het graven waren hadden zij drie dagen lang niet gegeten! Kun jij het je voorstellen om zo een grote onderneming op een lege maag te verrichten? Een gracht te graven van enkele kilometers lang, enkele meters breedte, en enkele meters diep met simpele sikkels, spaden en soortgelijk gereedschap? Zij klaarden deze klus binnen enkele dagen met hun blote handen, in deze schaarse omstandigheden, terwijl je dit vandaag machinaal misschien niet zo snel voor elkaar zou krijgen vanwege de hardheid van dat grond. Zij werden niet weerhouden door de obstakels, de tegenslagen, en zelfs niet door de verliezen, die wij tegenwoordig als excuus gebruikten. Nee, zij bleven productief. De hongersnood was in deze tijd zo erg dat zij gedwongen waren rottende broodkruimels te eten, en als ze geluk hadden een gerecht dat werd omschreven als een onsmakelijke pap welke gekookt werd in stinkend dierenvet, wat in de keel bleef plakken. De Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] bond zelfs stenen om zijn buik om de honger te stillen. En tel hierbij op dat Medina in deze periode ook nog eens getroffen werd door een extreme kou, en de winterse kou hier is niets vergelijken met de extreme winterse kou van de sahara. Maar nogmaals, dit deed hen niet stil doen zitten. Zij waren niet bang om hun allerlaatste koolhydraten te verbruiken, wij daarentegen verbruiken megabytes en zijn zuinig op onze calorieën. De Moslim Ummah is een gemeenschap van productiviteit! Dus laten wij hiernaar leven. De hypocrieten daarentegen voerden geen snars uit en verlieten het werk zonder het fatsoen hier toestemming voor te vragen of op zijn minst dit aan te geven.

Hierover openbaarde Allah: “Voorwaar, de gelovigen zijn slechts degenen die in Allah en Zijn Boodschapper geloven. En wanneer zij met hem zijn in een gemeenschappelijke zaak (dan) gaan zij niet weg voordat zij hem (de Profeet) om toestemming hebben gevraagd. Voorwaar, degenen die jou (Muhammad) om toestemming vragen; zij zijn degenen die in Allah en Zijn Boodschapper geloven. En als zij jou om toestemming vragen voor een bepaalde zaak die hen aangaat; geef dan toestemming aan wie jij wenst onder hen en vraag Allah om hun vergeving. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” [Surah An-Noor, aya 62]

Tijdens het graven van deze gracht maakte de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] een aantal voorspellingen aangaande overwinningen die de Moslims zouden bereiken, welke ook allen uit zijn gekomen. Er stond een enorme rots in de weg die de Moslims maar niet kapot kregen. Ze riepen de Profeet erbij om hem hierover te informeren. De Profeet pakte een spade, en terwijl hij deze enorme rots aan het treffen was met deze simpele spade, waarmee het onmogelijk was om zo een rots kapot te krijgen, zei hij: “Bismillah, Allahu Akbar de sleutels van Ash-Shaam (Groot-Syrië, de Levant) zijn van mij.” Bij de tweede slag zei hij: “Allahu Akbar, Perzië is van mij, ik zweer bij Allah ik kan het witte paleis van Madian nu al zien.” Bij de derde slag, verkruimelde deze rots in kleine steentje, en zei: “Allahu Akbar, ik ben de sleutels van Yemen geschonken, ik zweer bij Allah ik kan de poorten van San’aa vanaf hier zien.” De metgezellen waren overtuigd van deze profetieën, ondersteunt met de Goddelijke wonderen die ze aanschouwden. Maar, het grote verschil tussen hun overtuiging en die van ons is dat dit hen aanzette tot handelen! Deze profetieën motiveerden hen om hunzelf nog harder in te spannen om dit doel te bereiken. Zij wisten dat inspanningen en opofferingen de wegen zijn tot deze overwinningen. En zagen dit niet als excuus om te relaxen en het af te wachten, want ach die beloofde overwinning komt toch wel. Zoals wij dat vandaag doen.

En zo zien we dat de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] met meer wonderen werd bijgestaan in deze moeilijke tijden, om het geloof van de Moslims te versterken en om hun hoop en motivatie hoog te houden. Tijdens het graven van deze gracht, te midden van deze productiviteit, nobele samenwerking, zware inspanning en opofferingen probeerde de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] de Moslims ook op te vrolijken en te troosten met lof- en strijdliederen. Hierin is een prachtig voorbeeld voor ons. Wij daarentegen amuseren ons met zulke liederen, terwijl die samenwerking, productiviteit, inspanning en opoffering die hiermee gepaard hoort te gaan ontbreekt! Laten we ze dus in hun juiste context plaatsen. Een mooie qaseeda die de Profeet toen opdroeg:

والله لولا الله ما اهتدينا ولا صمنا ولا صلينا فأنزلن سكينة علينا
وثبت الأقدام إن لاقينا والمشركون قد بغوا علينا
إذا أرادوا فتنة أبينا

“Bij Allah, indien het niet voor Allah was zouden we niet geleidt zijn. Noch zouden wij vasten of bidden. Dus doe rust en vrede over ons neerdalen. En maak ons standvastig wanneer we tegenover onze vijanden staan. Want de ongelovigen zijn in overtreding tegen ons. En als zij ons onheil wensen dan weigeren wij.”

De ontmaskering
Deze periode wordt ook gekenmerkt als een periode van verheldering. In dit stadium werden de gelovigen en huichelaars duidelijk van elkaar gescheiden; het was nu duidelijk waar de hypocriet en de gelovige stond, en wat hun posities waren. Terwijl de gelovige op dit moment standvastig bleef, werd de valsheid van de hypocrieten en hun groeiende aantal duidelijk. In Surah Al-Ahzaab zal je de verzen vinden die dit onderscheidt tussen de gelovigen en hypocrieten benadrukt. Dit hoofdstuk in de Quran behandelt dit belangrijke moment. Het groeiende aantal huichelaars bedachten allerlei excuusjes om niet deel te nemen aan de oorlog, zoals ze dit eerder deden bij de slag van Uhud. En ze probeerde andere Moslims ook te demotiveren en te laten twijfelen aan de belofte van Allah en Zijn Boodschapper [SalAllahu ‘alayhi wa selam]. En dit zal altijd hun kenmerk blijven.

En Allah maakte ook aan hen (en ons) duidelijk: “Allah zal de gelovigen niet in de toestand laten waarin zij nu verkeren totdat Hij de slechte van de goede scheidt.” [Surah Ali-Imraan, aya 179]

Dit soort beproevingen die zich in de Ummah blijven herhalen onderscheiden de oprechte gelovigen dus van de huichelaar. Zo stapelde de beproevingen zich destijds ook op tot het stadium welke gekenmerkt wordt Mar7alat Az-Zilzaal, het stadium van hevig geschokt worden middels zware beproevingen. Het stadium welke de gelovigen en Boodschappers moeten doorstaan. Besef je dit wanneer we naar onze huidige situatie kijken, en de beproevingen waarmee de Ummah nu te kampen heeft, weet dat deze beproevingen noodzakelijk zijn zoals ze destijds ook noodzakelijk waren.

Zoals geopenbaard in de Quran: “Denken jullie dat jullie het Paradijs zullen binnengaan, terwijl de toestand van degene die voor jullie zijn geweest nog niet over jullie heen is gekomen? Rampen en tegenspoed troffen hen en zij werden zo hevig geschokt dat de Boodschapper en de gelovigen met hem zeiden: “Wanneer komt de hulp van Allah?” Weet; voorwaar, de hulp van Allah is nabij.” [Surah Al-Baqarah, aya 214]

De sfeer werd grimmig en de Moslims in Medina werden steeds zwaarder beproefd en hadden steeds meer te verduren. Naast de erbarmen strenge omstandigheden werden de vijanden steeds sterker, de moslims werden van voren aangevallen en omsingeld door de Mushrikeen, daarnaast van binnenuit tegengewerkt door de hypocrieten, en ook nog eens van achter aangevallen door de Joden; die het verdrag tussen hen en de Moslims verbraken en de inwoners van Medina hiermee verraden. Vergelijkbaar met hoe de Moslims tegenwoordig vanuit alle hoeken op de wereld worden aangevallen, de fysieke aanval van het Westen, en de resterende naties die achter hun aanhuppelen in de VN. Naast het gezwel van hypocrisie dat ons van binnenuit wegvreet, en de ideologische oorlog die tegen ons gelanceerd word in het politieke arena, in de media en zelfs het educatieve systeem. We worden werkelijk van alle kanten aangevallen. De geschiedenis herhaalt zich.

Allah openbaarde over de Ahzaab die zich tegen de Moslims in Medina samen spanden: “Toen zij tot jullie kwamen, van boven jullie en van onder jullie en toen de ogen zich (uit angst voor de vijand) afwendden en de harten in de kelen schoten, en jullie (het slechte) over Allah veronderstelden. Toen werden de gelovigen beproefd en hevig geschokt.” [Surah Al-Ahzaab, aya 10 & 11]

Over de standvastige gelovigen lezen we: “En (gedenk) toen de gelovigen de bondgenoten (ahzaab) zagen, zeiden zij: “Dit is wat Allah en Zijn Boodschapper ons hebben beloofd, en Allah en Zijn Boodschapper hebben gelijk.” En het doet hun slechts toenemen in geloof en onderwerping.” [Surah Al-Ahzaab, aya 22]

Terwijl we echter over de huichelaars lezen: “En (gedenk) toen de huichelaars en degene in wier harten een ziekte is zeiden: “Allah en Zijn Boodschapper hebben ons slechts een misleidende belofte gedaan.” [Surah Al-Ahzaab, aya 12]

De hypocrieten die ook zouden worden aangevallen in Medina bij de slag van Al-Ahzaab, weigerde mee te participeren in de strijd. Het minst wat je van een mens kunt verwachten is dat hij zichzelf en zijn gezinsleden zou verdedigen in zo een situatie, waarbij er geen uitweg lijkt te zijn en je als een kat in het nauw word gedreven. Er was geen enkel Goddelijk gebod waarbij de maskers van de huichelaars zo hard viel als bij de Jihaad. Dit is het kenmerk van de huichelaars waar veel nadruk op word gelegd in de Quran. Bij alle andere geboden konden ze nog enigszins de schijn hoog houden, maar wanneer hun eigen leven op het spel gezet moest worden in een strijd, kwam hun ware aard duidelijk naar boven. Met allerlei smoesjes proberen zij er dan onderuit te wurmen. Toen de Moslims erachter waren gekomen dat de Joden van achteren zouden aanvallen, en dit nieuws de inwoners van Medina bereikten, gebruikten de huichelaars dit als excuus om thuis te blijven, om hun bezittingen te beschermen tegen de Joden die uit het zuiden zouden aanvallen. Terwijl de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] al plannen had gemaakt voor de bescherming van de Moslims en hun bezittingen in het centrum van Medina.

Zo is er geopenbaard: “..En een groep onder hun vroeg de Profeet om vrijstelling, zeggende: “Voorwaar, onze huizen staan onbeschermd bloot.” Terwijl deze niet onbeschermd waren, zij wensen slechts te vluchten. En als (Medina) langs alle kanten binnengevallen zou worden, en zij (door de vijand) gevraagd zouden worden onrust te veroorzaken, dan zouden zij zeker ingestemd hebben, en zij zouden slechts even hebben geaarzeld. En voorzeker, zij hadden Allah daarvoor een belofte gedaan; dat zij de rug niet zouden toekeren. En het verbond met Allah zal ondervraagd worden. Zeg: “Vluchten zal jullie niet baten. Als jullie zouden vluchten voor de dood of het doden (in strijd), dan zouden jullie slechts voor een korte tijd (van jullie leven kunnen) genieten.” Zeg: “(Bovendien) wie is het die jullie tegen Allah kan beschermen als Hij de vernietiging voor jullie wenst?” En zij (de huichelaars) zullen voor henzelf buiten Allah geen beschermer noch helper vinden. Waarlijk, Allah kent degene onder jullie die de mensen belemmeren, en die tot hun broeders zeggen: “Kom naar ons toe.” En zij nemen geen deel aan de strijd, behalve even.” [Surah Al-Ahzaab, 13 t/m 18]

En dit is hun verraderlijke standpunt altijd geweest, dit zal ook zo blijven, en hieraan kunnen zij te allen tijde herkend worden. Zo lezen we bijvoorbeeld weer in de Quran over hun verraderlijke standpunt, in de slag bij Tabuk welke drie jaar na de slag van Al-Ahzaab plaatsvond, het volgende: “Voorwaar, degenen die niet in de Allah en de Laatste Dag geloven vragen jou (Muhammad) om vrijstelling (van oorlog) en diens harten twijfelen waardoor zij in hun twijfel heen en weer geslingerd worden. En als zij (met jou ten strijde) wensten te vertrekken, dan zouden zij daartoe zeker voorbereidingen hebben getroffen. Maar Allah was afkerig van hun vertrek, dus hield Hij hen achter. En er werd gezegd: “Blijf thuis met de thuisblijvers.” Als zij met jullie (ten strijde) zouden trekken, dan zouden zij jullie niets meer dan wanorde hebben toegevoegd. En zij zouden zeker heen en weer tussen jullie in rennen om onrust tussen jullie te zaaien, en onder jullie zijn er die naar hen luisteren. En Allah kent de onrechtplegers. Voorzeker, voorheen (zoals bij Uhud en in Al-Ahzaab) probeerden zij ook al onrust te zaaien en zij smeden complotten tegen u, totdat de Waarheid kwam (de overwinning) en het bevel van Allah zegevierde, terwijl zij er afkeer van hadden.” [Surah At-Tawbah, aya 45 t/m 48]

We zien vandaag dat het ene Islamitische land na het andere word bezet en geplunderd, en toch blijven we helaas dezelfde smoesjes van deze huichelaars in onze gemeenschap na horen galmen. Maar er is een ander punt welke nog veel kwalijker is wanneer we naar onze situatie kijken. De hypocrieten destijds konden de schijn van alle andere geboden namelijk nog hoog houden. Dit hield in dat zij dagelijks te vinden waren in de Moskee, en zelfs het Fadjr gebed met de Moslims meebaden. Terwijl een groot deel van de Moslims vandaag helemaal niet bidt! Laat staan op de vastgestelde tijdstippen en in de Moskee. Dus hoe kan het zijn dat de hypocrieten van destijds dit wel verrichte en wij Moslims niet? Dit is een zeer kwalijke zaak waarvoor we ons diep en diep zouden moeten schamen.

Hassan Al-Basri, Rahimahu Allah, maakte de volgende uitspraak over hypocrisie: “Niemand behalve de gelovige is er bang voor, terwijl slechts de hypocriet zich er veilig voor voelt.” En Hij zei: “Er is geen enkele gelovige uit het verleden of heden behalve dat hij bang is voor hypocrisie. En er is geen enkele hypocriet uit het verleden of heden behalve dat hij zich veilig voelt voor hypocrisie.” Als wij de kenmerken van hypocrieten dus nagaan dan zouden we het niet moeten houden bij het gevoel van afkeer en haat, maar we zouden ook angst moeten voelen, want wie weet behoor jij wel tot deze groep en heb je het zelf niet door. Het streven naar oprechtheid en zuiverheid van hart is een strijd, waan jezelf dus niet als zijnde een oprechte gelovige, maar wees bang voor het tegenovergestelde. Wanneer Allah spreekt over de kenmerken van hypocrisie dan waarschuwt Hij ons hiermee, zodat wij onze oprechtheid ondervragen en proberen te streven naar oprechtheid en zuiverheid van hart.

De bijdrage van één man
Laten we kijken naar een belangrijke les die de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] ons heeft geleerd. Toen Sa’d ibn Mu’adh, Khawwat ibn Jubair en andere metgezellen het verraad herbevestigde van Banu Quraydha, bedroefde dit de Profeet zo erg dat hij zijn hoofd bedekte. Want mede hun forten zouden de vrouwen en kinderen verdedigen voor aanvallen vanuit het zuiden in Medina. En nu bleek dus dat zij zelf de vrouwen en kinderen in een verrassingsaanval wilden belegeren. De situatie was nog erger dan de Moslims dachten en de Profeet werd gedwongen zijn plannen aan te passen, hij stuurde legereenheden en ruiters naar het centrum van medina, ter versteviging voor deze zuidelijke dreiging. En dus werd hun getal tegenover de tienduizend die vanuit het noorden zou aanvallen nog kleiner dan deze al was, en groeide het aantal vijanden met dit verraad nu ook nog eens met een aantal honderd man. Maar ondanks deze tegenslag verzocht de Profeet de verkenningstroepen dit slechte nieuws niet te verspreiden, zodat hier geen wanhoop in de harten van de moslims mee werd gezaaid en veroorzaakt. En dit is een belangrijke les voor ons. We moeten leren elkaar niet te demotiveren met allerlei negatief nieuws, en elkaar juist moed en hoop in spreken. Hoe vaak zien wij dit terug in onze gemeenschap? We bereiken er niets mee als we anderen in wanhoop en zelfbeklag laten wegzinken door hen alsmaar te ontmoedigen. Dit zal niet leiden tot opleving, hervorming en positieve beweging.

Met dat gezegd te hebben is het ook belangrijk om op de hoogte te blijven van actuele gevaren, zoals de politieke en ideologische oorlog die tegen de Ummah worden beraamd en gelanceerd. Als wij kijken naar de veldslag van Al-Ahzaab dan zien we dat inlichtingen van levensbelang zijn. Indien de verkenningstroepen niet met het nieuws waren gekomen dat een bondgenootschap van plan was de Moslims in Medina te aanvallen, dan hadden zij hier geen maatregelen tegen kunnen treffen, en waren zij een makkelijke prooi geweest. En indien de verkenningstroepen niet met het nieuws waren gekomen van de verrassingsaanval die de Joden van Banu Quraydha hadden gepland, dan hadden zij hier ook geen maatregelen op hebben kunnen voorbereiden. En we zien dat de Moslims zich niet lieten ontmoedigen, en bij het nieuws van het bondgenootschap tegen Medina direct met een onderscheppende reactie kwamen. En we zien ook dat er direct een reactie werd voorbereid op het verraad van de Joden in zuiden. Het is belangrijk dat we hier stil bij staan, want deze Ummah word vandaag zowel fysiek als ideologisch belaagd, maar een tegenreactie die deze aanvallen onderscheppen laat op zich wachten. Als wij niet proactief zijn, laten we dan op zijn minst reactief zijn.


Toen dit nieuws over het Joodse verraad alsnog uitlekte, en de kansen tegen de Moslims alsmaar groter leken te worden, kwam de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] met een voorstel. Ghatafaan was een stam dat zich slechts bij deze bondgenootschap had gevoegd vanwege financiële belangen. Zij hadden niets persoonlijks tegen de Moslims. De Joden hadden hen omgekocht, door hen een deel van hun oogst te beloven. Ze werden hiermee ingehuurd. Vergelijkbaar met de corrupte bandieten en schooiers die de vijanden vandaag omkopen met smeergeld, bandieten en schooiers die alles doen voor geld, zelfs het verraden van hun eigen volk. Uit zorg voor zijn Ummah stelde de Profeet dus voor om deze stam ook een deel van hun oogst aan te bieden, in de hoop dat zij hiermee af zullen zien van het bondgenootschap. Dit zou betekenen dat het bondgenootschap vierduizend man kleiner zou worden. Dit zou het bondgenootschap enigszins neutraliseren. En hieruit kunnen we leren dat het niet verplicht is om de samenspannende vijand als één geheel te confronteren, men kan zich ook slechts op een deel ervan concentreren. En dit behoort tot militaire wijsheid en leiderschapsinzicht. Maar toen de Profeet dit voorstel overlegde met de Moslims, vroegen zij hem: “Is dit slechts een plan of is het een Goddelijk bevel?” De Profeet antwoordde: “Het is mijn plan om jullie te beschermen tegen de geallieerde troepen.” Toen zij begrepen dat dit slechts een plan was van de Profeet uit zorgzaam, gaven zij aan liever tegen hen te willen strijden dan hun oogst aan hen te geven, welke Ghatafaan niet verdiende. Zie wat de heldhaftigheid van deze Ummah was! Zelfs op dit extreme moment van zwakte, en ondanks al deze zware tegenslagen en beproevingen wilde ze geen concessies en compromissen sluiten. En dit is een hele belangrijke les voor ons. Zij waren in een enorme minderheid en alle kansen leken tegen hen te zijn, maar zij kozen niet voor de makkelijke weg, en hielden voet bij stuk. Vergelijk dit eens met de vele concessies en compromissen die wij tegenwoordig sluiten? En wat hebben deze toegevingen ons opgeleverd? We moeten leren niet alsmaar voor die makkelijke weg te kiezen.

Het was op dit moment dat Allah het hart van Nu’aim ibn Mas’ud verzachte, en hij bekeerde zich tot de Islam. Nu’aim ibn Mas’ud was één van de stamleiders van Ghatafaan. Hij verliet de sterkere groep, die op dat moment leek te winnen, en sloot zich aan bij de zwakkere groep, die op dat moment in het nauw werd gedreven en leek te verliezen! Toen hij bij de Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] aankwam, stelde hij zichzelf gelijk ten dienste van de Islam. Hij bleef niet stil zitten! Hij bedacht een plan om het bondgenootschap uiteen te breken. Door wantrouwen onder hen te zaaien. Nu’aim ibn Mas’ud hield zijn bekering tot de Islam geheim, en gebruikte zijn vroegere goede banden met de Joden en Quraiysh, en het vertrouwen dat hij bij hen genoot. Hij ging naar de Joden van Medina en zei tegen hen, dat hij hen wilde adviseren. De Joden vertrouwden hem en ze waren bereid naar dit advies te luisteren. Hij zei tegen hen dat indien de Arabische stammen zouden falen in hun aanval tegen de Moslims, de Joden als eerst ten prooi zullen vallen in de wraakactie van de Moslims, aangezien zij het meest dichtbij de Moslims wonen. En zij alleen zonder de Arabische stammen niets konden beginnen tegen de Moslims in Medina. De Joden zagen dit ook in en gaven hem gelijk. Als de Arabische stammen zouden falen of afzien, dan stonden de Joden er alleen voor. Nu’aim adviseerde hen toen om op zijn minst een aantal gijzelaars als onderpand te vragen van de Arabische stammen, mocht hun aanval falen. En hun onvoorwaardelijke steun tegen Moslims hiermee gegarandeerd werd. En hiermee gegarandeerd werd dat zij tot het bittere einde aan hun zijde mee bleven vechten. Dit vonden de Joden een goed plan.

Toen ging Nu’aim ibn Mas’ud naar de Arabische stammen en zei tegen hen dat hij met belangrijk en discreet nieuws kwam. De Arabische stammen van Quraiysh en Ghatafaan die hem in aanzien hadden en vertrouwden leenden hem hun aandacht. Hij zei tegen hen, dat er nieuws tot hem gekomen was over de Joden. Namelijk dat zij van hun bondgenootschap en verraad af wilde zien, en spijt hebben gekregen van het verbreken van het verdrag. En zei tegen hen dat zij hun goede wil zouden laten blijken aan de Moslims door gijzelaars aan hen te overhandigen. En adviseerde de Arabische stammen om hier op hun hoede voor te wezen. Zo plantte hij het zaad van argwaan en wantrouwen onder de vijanden. Hij wist goed dat verdeeldheid één van de grootste verzwakkingen is dat een leger kon treffen. Zoals onze vijanden heel goed weten dat onderlinge verdeeldheid ons alleen zal verzwakken. En wij zien ook dat deze verdeeldheid onder ons wordt verspreid. Als verdeeldheid de oorzaak is van verzwakking, dan is eenheid een bron van kracht. Laten we dus streven naar deze eenheid.

Zoals Allah heeft geopenbaard: “En gehoorzaamt Allah en Zijn Boodschapper en twist niet onderling (wees niet verdeeld), waardoor jullie ontmoedigd raken en jullie kracht verdwijnt. En weest geduldig: voorwaar, Allah is met de geduldigen.” [Surah Al-Anfaal, aya 46]

Dus toen het eindelijk zover kwam en de Arabische stammen Medina wilde aanvallen kwamen ze voor een onaangename verassing te staan, een ingenieus plan die het hen onmogelijk maakte om Medina binnen te dringen. Dit frustreerde hen enorm, zij konden maar geen weg vinden om Medina binnen te dringen. Ze stonden oog in oog tegenover de Moslims, maar een fysieke strijd was onmogelijk. Het conflict beperkte zich voornamelijk tot een pijlen regen die heen en weer werd afgevuurd. De Arabische stammen leden hevige verliezen, zo raakten veel van hun rijdieren gewond en stierven. Ze hielden koppig kamp bij deze gracht, met het gebrekkige rantsoen en provisie die ze op dat moment hadden. Want zij rekenden op een snelle beslissende aanval, en hadden zich niet voorbereid op een langdurig kamp. Dit was dus een enorm nadeel voor hen. Toen de wanhoop en frustratie zijn piek bereikte en hun rantsoen en provisie opraakte en de verliezen alsmaar groter werden, gingen zij naar de Joden in Medina en zeiden tegen hen dat het cruciaal was dat zij de Moslims de volgende dag in een verassing van achteren aan moesten vallen. In de hoop om in een laatste poging de Moslims nog enige schade aan proberen te richten. Maar de Joden weigerden dit want de volgende dag was zaterdag, de Sabbath voor hen. Een dag waarop werken en strijden verboden is voor hun. De reeds gegroeide argwaan en wantrouwen werd nu nog groter voor de Arabieren.

Ze gaven de Joden een ultimatum, en dreigden hen zelfs. De Joden bleven bij hun standpunt, en op dit wankelende moment, nu ze in het nauw werden gedreven, eisten ze de gijzelaars als onderpand van de Arabieren. Hiermee werden de vermoedens al helemaal bevestigd voor de Arabieren, en dit was tevens ook het definitieve einde van hun bondgenootschap met de Joden. Quraiysh werd gedwongen krachten te bundelen met Ghatafaan, in een laatste poging deze belegering definitief af ronden, maar Ghatafaan dat in was gehuurd door de Joden begon nu ook af te zien van een oorlog. Zij deden het voor geld, en aangezien de Joden die hen de oogst hadden beloofd nu uit het plaatje waren en de aanval niet zo eenvoudig was als ze hadden verwacht, leek het geen zin meer voor hen te hebben om hiermee verder te gaan. Ze waren uitgeput, en de honger en extreme kou eisten een te hoge tol.

Zie wat Nu’aim ibn Mas’ud heeft kunnen doen voor de Ummah, in enkele dagen nadat hij Moslim werd. Hij heeft de Ummah weten te beschermen tegen tienduizend man! Hoeveel jaren zijn wij al Moslim, en hoeveel hebben wij weten te betekenen voor de Ummah? Hij heeft een bondgenootschap van tienduizend man uit elkaar weten te scheuren en te verzwakken. Hij had hier geen grote mankracht noch krachtige wapens voor nodig, zonder geweld noch slachtoffers. Nee, hij gebruikt slechts zijn verstand en kunde. Dit bewijst wat voor een grote bijdrage jij alleen als Moslim kunt leveren, hoe klein en zwak je ook mag zijn. Kijk je dus niet uit op materiaal en mankracht. Wij zien hier hoe één enkele man het voor elkaar kreeg om een bondgenootschap van tienduizend man uit elkaar te drijven, maar dit is helaas wat de vijanden nu met ons doen. Wij zijn een gemeenschap van twee miljard, maar eenheid is nergens te bespeuren. Onze vijanden hebben ons succesvol weten te verdelen, en wij lijken niet naar eenheid toe te werken.

En er is nog een situatie waarvan we wat kunnen leren. Tijdens de slag van Al-Ahzaab verschuilden enkele vrouwen en kinderen zich in het fort van Hassan ibn Thabbit. De Joden wilden dit fort binnen dringen en de vrouwen verkrachten en de kinderen als slaven nemen. Dus omringde de Joden het fort. Maar vanwege hun lafheid durfden ze niet gelijk naar binnen te dringen, want ze waren bang dat er binnen wellicht Mujahideen op hen stonden te wachten. Ze wilde eerst iemand naar binnen laten gaan om de boel te verkennen. En als de kust veilig was, zouden zij naar binnen dringen. Dus een Jood drong het fort binnen, terwijl de Moslims op dit moment nog bij de gracht waren. Hij ging stiekem naar binnen en verkende al sluipend de boel om zich heen. Safiyah bint ‘Abdul Mutalib, de tante van de Profeet en de zus van Hamza, stond toevallig op het balkon en zag hem terwijl hij op de binnenplaats aan het rondsluipen was, en dat de rest van de laffe Joden buiten het fort op hem aan het wachten waren. Ze begreep dat als zij dit uitschreeuwde er paniek ontstond onder de vrouwen en kinderen. Maar als zij stil bleef en deze Jood erachter kwam dat de kust veilig was, dan zouden de Joden de vrouwen en kinderen in een aanval verrassen en ze kwaad aandoen. Ze kwam met een idee. Ze pakte een balk en verraste deze Jood met een vernietigende klap langs de oren. Toen hij bewusteloos op de grond viel, pakte ze een mes en sneed zijn hoofd eraf. Ze pakte het hoofd en gooide het over het fort heen, als waarschuwing voor de Joden buiten die nu elk moment binnen zouden kunnen dringen. En toen zij dit hoofd naar hun toe zagen vliegen dachten zij dat een leger van Mujahideen binnen op hen aan het wachten was, dus namen gauw de staart tussen de benen! Want dit kon alleen het werk zijn van een Mujahid dachten ze. Ze heeft in haar eentje een heel leger laten vluchten met haar heldhaftige daad.

Kijk naar de wijsheid en onbevreesde moed van deze vrouw. Terwijl de zusters tegenwoordig niet eens de moed hebben om henzelf te bedekken. Sterker nog, zij was zelfs moediger en heldhaftiger dan de meeste mannen tegenwoordig zijn. Namen slechts onze mannen maar een voorbeeld aan haar, laat staan onze vrouwen. En dit was niet zomaar een vrouw. Zij was op dit moment een oude vrouw van drieënzestig jaar! De leeftijd van onze oma’s. Dus niet slechts een vrouw is heldhaftiger dan de meeste mannen tegenwoordig, een bejaarde vrouw nog wel die onze oma had kunnen zijn! Maar het zijn niet de spieren en botten die kracht geven aan een persoon, het is de kracht van Imaan. Wanneer iemand op Allah vertrouwt en op Hem rekent, dan schenkt Hij hem kracht die zelfs een jeugdige sterke man niet heeft. Dus nogmaals, laten we niet uitkijken op materiaal en mankracht.

De Profeet [SalAllahu ‘alayhi wa selam] smeekte Allah het volgende: “Oh Allah de Openbaarder van Het Boek, degene die snel is in het verrekenen, vernietig de bondgenoten. Oh Allah vernietig hen en schud hen uitelkaar (Allahuma munzil al-kitaab, saree’ al-hisaab, ahzim al-ahzaab. Allahuma ahzimhum wa zalzilhum).”

En aangezien we ons in een soortgelijke situatie bevinden vandaag de dag, en omringd en aangevallen worden door een bondgenootschap dat zich tegen ons heeft gekeerd. Is het passend om deze dua te maken. En dit is het minste wat we kunnen doen voor deze gemeenschap. In de hoop dat Allah deze beantwoord, zoals Hij deze toen der tijd heeft beantwoord. De nacht van vrijdag op zaterdag toen Quraiysh de volgende dag in een laatste wanhoopspoging van plan was aan te vallen, stuurde Allah een koude verwoestende wind dat hun kamp geheel verwoestte. Hun tenten vlogen in de lucht en al hun provisie waaide in een vlaag weg. Hierop zat er niets anders in dan vernederd terug te trekken.

Allah openbaarde hierover: “Oh jullie die geloven, gedenk de genade van Allah aan jullie, toen een leger tot jullie was gekomen. Wij zonden toen een (verwoestende) wind tegen hen en een leger (van Engelen) dat jullie niet zagen. En Allah is Alziende over wat jullie doen.” [Surah Al-Ahzaab, aya 9]

Het evenwicht van macht en kracht verandert, en de overwinning van een volk kan onverwachts komen. Alle kansen wezen erop dat de Moslims zouden verliezen. Maar Allah wilde hiermee duidelijk maken dat Hij met de gelovigen is. We moeten wel inzien dat Allah al deze naties tegenwoordig tegen de Moslims laat keren, zodat wij er uiteindelijk als winnaars uitkomen, nadat de verhoudingen en zwakke toestand het tegendeel bewezen. Zoals dit het geval was bij de slag van Al-Ahzaab. Nadat de vijanden zo sterk en groot in getal zijn, en de gelovigen er ontzettend zwak uitziet, en het onmogelijk lijkt dat zij ooit van hen zouden kunnen winnen, komen de gelovigen er uiteindelijk toch als winnaars uit. En word het voor iedereen duidelijk dat zij onder de hoede van Allah leven. Want niets of niemand zou het hebben kunnen toestaan voor hun om uit zo een situatie te komen, behalve de Hulp van Allah.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten